Seiðr
~Soms ademt de aarde terug. Niet met woorden, maar met een siddering in je bloed. Dan weet je: ik herinner iets wat mijn lichaam nooit vergeten is~
Er zijn paden die niet in boeken staan. Wegen die zich openen in de binnenlanden van je bewustzijn — in dromen, in adem, in ritueel. Zo voelt seiðr voor mij: niet als iets wat ik geleerd heb, maar als iets wat mij terugroept. Een oude stem in de klei van mijn Friese bodem. Een stroom die zich opent via botten, water en stilte. Geen traditie die ik heb aangeleerd, maar een veld dat me vindt — telkens opnieuw, in de adem van de aarde, in de trilling van mijn stem, in het ruwe en heilige van mijn handen op grond.
Seiðr is een vorm van magisch werken uit het Noord-Germaanse veld. Geen magie in theatrale zin, maar werk dat zich afspeelt in de fijnstoffelijke lagen van werkelijkheid: in trance, waarzegging, lotwerk, geestreizen, vormverschuiving. In de saga’s ontmoeten we de völvas — zingende zieneressen, reizigers tussen werelden, weefsters van het lot. Zij werkten niet met macht, maar met afstemming. Niet vanuit controle, maar vanuit het vermogen om te luisteren naar de onderstromen van het bestaan.
Volgens de overlevering was het Freya die seiðr bracht — godin van liefde, vruchtbaarheid, dood, oorlog en wilde wijsheid. Zij, als oermoeder van de magie, bracht de kunst van het reizen, zien, zingen en weven naar de wereld van goden én mensen. In haar stroom voel ik de wortel van dit werk. Sensueel, krachtig, schaduwrijk. Wijd als de hemel en diep als het graf.
Ook Wodan — de god van wind, geest, inspiratie en dodenwijsheid — was een beoefenaar van seiðr. In de Lage Landen kenden onze voorouders hem als Wodan, lang voordat het Scandinavische “Odin” opkwam. Hij was geen ‘man’ in de aardse zin, maar een grenswandelaar, een godheid die zich ophing aan de wereldboom om de geheimen van het bestaan te leren kennen. Zijn beoefening van seiðr werd in de bronnen als ‘verwijfd’ of schandelijk gezien — juist omdat hij een magie betrad die verweven was met vrouwelijke kracht, overgave, ingewand, droom. Maar Wodan liep waar anderen terugdeinsden. Zijn geest ruist nog steeds in stormen, in bomen, in adem.
Geen hekserij. Geen toverij. Maar iets eigens.
Seiðr wordt soms ingedeeld onder toverij, of in moderne kringen ook wel bij hekserij geschaard. En ja — er zijn overeenkomsten. Net als tovenaars werken seiðr-beoefenaars met het onzichtbare. Net als heksen luisteren ze naar voorouders, naar aarde, naar cyclus en ritueel. Maar seiðr is niet hetzelfde als hekserij, en ook geen onderdeel van toverij in de algemene zin. Het is een eigen veld van zielswerk — geworteld in de Noord-Germaanse ademcirkel, geboren uit een specifieke verhouding tot de kosmos, tot het lot (wyrd), tot trance en stem.
Waar toverij vaak werkt met intentie, richting en wilskracht, en hekserij met aardekennis, kruiden, rituelen en bezielde objecten, daar richt seiðr zich op doorlaatbaarheid. Op het openen van het lichaam als kanaal, het reizen met de geest, het weven met wat is — voorbij de dualiteit van goed of kwaad, licht of donker, mannelijk of vrouwelijk. Het is werk dat niet altijd ‘mooi’ is, maar wel echt. Oud. Wild. Vaak grensoverschrijdend.
Daarom verdient seiðr een eigen plek. Niet als superioriteit, maar als eerbetoon aan de eigenheid van deze praktijk. Om te voorkomen dat het oplost in bredere, vaak westers gekleurde kaders waarin alles magie heet. Niet elke draad is hetzelfde, en juist door die verschillen te eren, kunnen we dieper verbinden met de stroom die door óns beweegt.
De lage landen: klei, mist, seiðr
De Lage Landen worden zelden genoemd in academische studies over seiðr. De focus ligt vaak op IJsland, Noorwegen, Zweden. Maar ik voel: ook hier ademt iets ouds. Niet als kopie van het hoge Noorden, maar als een verwante stroom die zich op eigen wijze vormde — in de klei, het veen, het zout van de Wadden. Onze voorouders leefden niet los van hun noordelijke buren. Er waren handelsroutes, migraties, gedeelde mythen. De adem van Wodan waaide ook hier. De stem van Freya klonk ook in onze nachten.
Wat ik voel, hier, is een seiðr die ruikt naar wilgenrook en schelpenkalk. Die zingt in het ritme van eb en vloed. Die spreekt via de ritseling van riet, het loeien van storm over dijken, het fluisteren van mist boven land dat eeuwenlang moeras was. Mijn handen trillen soms als ik zing. Niet van angst, maar van herkenning. Alsof iets ouds in mij mee beweegt. Iets wat nooit echt verdwenen was.
Geen techniek. Wel herinnering.
Ik wil ook waarschuwen. In deze tijd van spirituele honger, waarin mensen zoeken naar wortels, ontstaan er ook oppervlakkige vormen. Seiðr die wordt gegoten in ‘trainingen’ met beloftes van kracht, zicht, invloed. Maar dit werk is geen techniek. Geen pakketje kennis. Geen trucje dat je leert in een weekend.
Seiðr vraagt overgave. Tijd. Stilte. Lichaamsbewustzijn. Het is een fluistering die je lichaam leert verstaan, geen informatie die je hoofd begrijpt. Het is werk dat geboren wil worden in jouw adem, op jouw grond, via jouw bloedlijn. Soms via tranen. Soms via lied. Soms via een droom die je drie dagen niet loslaat.
Luister naar wat de wind je vertelt. Naar wat het water je laat voelen. Naar wat je huid onthoudt, zelfs als je hoofd het vergeet. Dát is seiðr.
Een levend veld
We zullen nooit exact weten hoe seiðr ‘vroeger’ werd gedaan. De bronnen zijn fragmentarisch: saga’s, graven, staafvormige voorwerpen, het archetype van de zingende zieneres. Maar wat we wél weten is dat dit werk zich afspeelde op het snijvlak van lichaam, geest, stem en voorouderlijke kracht. En dat het veld van seiðr vandaag opnieuw tot leven komt — niet als reconstructie, maar als her-innering.
Voor mij is seiðr een levend veld. Een pad van zielswerk. Van luisteren naar wat de aarde fluistert. Van ademen met de voorouders. Van zichtbaar worden in het werk dat door je heen wil bewegen — hoe rauw, zacht, stil of wild dat ook mag zijn. Het is werk dat niet begint in het hoofd, maar in je ribbenkast. In je cellen. In de grond waar je op staat.
Ik weet niet waar dit pad mij precies brengt. Maar ik weet wel: het beweegt. En ik beweeg mee. Met eerbied. Met open hart. En met modder aan mijn voeten.