Donkere Godinnen
“Zij knielen niet. Zij dragen het vuur dat de wereld is vergeten.” -Yindi Anora
Zij die niet knielen maar helen met vuur
Er zijn vrouwen in wie de nacht woont. Niet omdat zij het donker opzochten, maar omdat het donker háár koos. Vrouwen die niet gered werden, maar zichzelf optilden met bloed aan de handen, rook in het haar en een hart dat geen vroomheid, maar waarheid kende. Vrouwen die door diepe dalen gingen, niet om te verdwijnen, maar om te herrijzen. Niet als lichtwezens, maar als schaduwbewaaksters.
De donkere godin is geen angstbeeld. Zij is de oervorm van alles wat in ons werd weggeduwd: woede, intuïtie, grens, wildheid, instinct. Ze komt niet om te troosten. Ze komt om open te breken. Om het onuitgesprokene aan te raken. Om je terug te voeren naar de plek waar jij jezelf achterliet.
In veel spirituele kringen wordt de duisternis vermeden. Licht is het doel, liefde de beloning. Maar wie alleen licht zoekt, snijdt zichzelf doormidden. De donkere godin is die andere helft. Zij die de hel niet vreest omdat zij er gewoond heeft. Zij die zich niet afwendt van jouw pijn, maar er middenin gaat zitten met jou.
Ze is Inanna die afdaalt naar de onderwereld en daar naakt staat tegenover haar zuster Ereshkigal, de koningin van ontbinding. Ze is Kali met haar tong van vuur, haar riem van afgeslagen hoofden en haar hart vol waarheid. Ze is Hekate, die bij het kruispunt wacht, met een sleutel in haar ene hand en een fakkel in de andere. Ze is Lilith, die Adam verliet omdat zij niet onder hem wilde liggen. Zij is de zwarte Madonna, oud als aarde, zittend op troon of steen, geworteld in het mysterie van de rouw én de wedergeboorte.
Maar ze leeft niet alleen in mythen. Ze leeft in jou. In jouw woede, jouw stilte, jouw weigering om nog langer te buigen. In je keuze om wonden niet meer te verbergen maar te dragen als littekens die spreken. In de momenten waarop jij je niet meer kleiner maakt dan je bent.
Donkere godinnen komen niet om aanbiddingen te ontvangen. Ze komen om je herinneren. Aan wat je verloren bent. Aan wie je ooit was, vóór de aanpassing. Aan het vuur dat je liet doven om erbij te mogen horen. Ze komen niet voor licht. Ze komen voor volledigheid.
Je hoeft haar niet te vinden in een tempel. Ze woont in je bekken. In je dromen. In je adem als je huilt zonder geluid. Ze is er wanneer je 'nee' zegt zonder je te verontschuldigen. Als je wegloopt van wat je niet langer draagt. Als je schrijft, zingt, schreeuwt, beweegt op een manier die niemand je heeft geleerd, maar die je ziel herkent.
Zij die niet knielen, maar helen met vuur.
Dat ben jij misschien ook.